Berichten

  • Vakwerk MTS staat in Cobouw!

    nieuws
    Van boekhouder tot bouwkundige: nieuwe opleiding voor meer personeel in de bouw

    Belastingadviseurs, bejaardenverzorgers en verzekeringsmedewerkers helpen aan een baan in de bouw. Bureau Vakwerk heeft er onlangs een nieuwe opleiding voor opgericht: Vakwerk MTS.

    Het gaat om een verkorte MBO-opleiding van twee jaar, waar mensen die een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt of die hun baan hebben verloren, worden opgeleid tot Bouwkundige. “Leerlingen krijgen gewoon dezelfde lessen als de bestaande MBO-opleiding tot Bouwkundige, alleen missen ze lessen als Engels, Nederlands en rekenen”, legt initiatiefnemer Arjen Streefkerk uit. “De studenten die wij opleiden hebben dat namelijk allemaal al gehad, ze hebben allemaal een MBO- of HBO- opleiding afgerond.”

    ‘Ze weten hoe het is om te werken’

    Bovendien lopen de leerlingen geen stage, wat gebruikelijk is bij de opleiding Bouwkundige niveau 4, maar zijn ze vier dagen in de week aan het werk bij een aannemer en gaan een dag naar school. Op die manier leren ze het vak een stuk sneller en kon de vierjarige opleiding in twee jaar gestopt worden, stelt Streefkerk. “Je leert het vak toch het beste in de praktijk. Ook zijn de leerlingen een stuk gemotiveerder dan jongeren die direct van het vmbo komen. Ze weten hoe het is om te werken. Dat maakt dat ze vaak direct aan de slag kunnen bij een bedrijf.”
    De opleiding moet een bijdrage gaan leveren aan het personeelstekort in de bouw. Streefkerk is er namelijk van overtuigd dat er genoeg potentieel is aan mensen die best in de bouw willen werken, maar er nooit echt mee in aanraking zijn gekomen. Niet voor niets heeft hij honderden aanmeldingen gekregen.

    ‘Oudere leerlingen kiezen sneller voor de bouw’

    “Jongeren die nog op het middelbaar onderwijs zitten, kiezen hun opleiding op gevoel. Of doen wat hun ouders ook hebben gedaan. Dan kiezen ze minder vaak voor de bouw. Maar als je wat ouder wordt en het duidelijker is dat er heel veel mogelijkheden zijn de bouw, wordt die keuze makkelijker.”
    Als voorbeeld geeft Streefkerk een man die nu in de eerste lichting van de opleiding zit. Hij is ooit boekhouder geworden omdat zijn vader het wilde, maar kon er geen werk in vinden. “Calculator in de bouw ligt heel dichtbij zijn oorspronkelijke vakgebied. Dat past perfect bij hem.”

    De leerlingen werken vier dagen bij een bedrijf en gaan een dag in de week naar school.
    Vakwerk MTS biedt de leerlingen een werkgarantie: ze krijgen voor twee jaar een contract bij Bureau Vakwerk. Na deze twee jaar treden de mensen direct in dienst bij het bedrijf waar ze hun opleiding hebben gevolgd. Maar om op het leertraject te komen, moeten geïnteresseerden wel eerst door een streng selectieproces heen.

    ‘We hoeven niet iedereen aan te nemen’

    “Ze moeten een sollicitatiebrief sturen, moeten een paar keer op gesprek komen en we testen of ze wel geschikt zijn of niet. De procedure is een stuk strenger dan een gewone sollicitatieprocedure. Dit doen we om uitval zo veel mogelijk te beperken. Bij een gewone MBO-opleiding is het verplicht iedereen die zich aanmeldt en de juiste papieren heeft, toe te laten. Ook als je al weet dat die persoon niet geschikt is. Wij leiden alleen mensen op waar we echt potentie in zien. Dat maakt echt een groot verschil.”

    Meer opleidingsinitiatieven
    Vakwerk MTS is niet de enige nieuwe opleiding is de bouw. Omdat het personeelstekort steeds groter wordt, schieten diverse initiatieven als paddenstoelen uit de grond. Bedrijven die zelf metselaars gaan opleiden, statushouders die worden opgeleid. Er wordt zoveel mogelijk gedaan om het personeelstekort het hoofd te bieden. Toch blijft het personeelstekort een groot probleem: eind 2017 stonden er totaal 14.200 vacatures open. Dat becijferde het EIB onlangs op basis van gegevens van het CBS. Per duizend banen zijn er 46 vacatures.

     

    Bron: Cobouw

    Lees meer...|9 reacties

  • De woningmarkt trekt aan. Tijd voor een cultuuromslag.

    Al jaren achtereen krijgt hij zo’n vijftien offertes per maand binnen. “Maar afgelopen januari waren het er ineens 45. We moeten zelfs ‘nee’ verkopen aan partijen waar we al jaren mee werken”, zegt Gonard Mensink. Dat nee-zeggen is de mede-eigenaar van Mensink Bouwbedrijf in Broekland nooit eerder overkomen. Tot volgend jaar maart is hij volgeboekt met de bouw van zelfontworpen woningen. Heel blij is hij er niet mee. “We hebben te veel opdrachten en weinig personeel.”

     

    Het is een tekort waar het Economisch Instituut voor de Bouw, branchevereniging Bouwend Nederland en enkele onderwijsinstellingen al een paar jaar voor waarschuwen. Leidt de sector niet heel snel meer bouwvakkers op, dan komen bouwbedrijven de komende jaren flink wat handen tekort vanwege de stijgende vraag naar woningen.

    Onlangs lieten de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek al een flinke stijging zien van vacatures in de bouw. Vooral bij kleine en middelgrote bouwbedrijven zoals dat van Mensink (30 man) nam de vraag naar personeel toe, met 22 procent ten opzichte van een jaar eerder.

    Het gaat té snel té goed in de bouw, schreef Mensink in een column in vakblad Cobouw naar aanleiding van de ontwikkelingen. “Bouwopleidingen stroomden de afgelopen jaren leeg. En nu groeit de vraag zo hard, dat bouwbedrijven niet de kans kregen om zich daarop voor te bereiden”, legt hij uit. “Zzp’ers, leveranciers en onderaannemers met wie we werken konden al die jaren nauwelijks hun prijzen verhogen en doen dat nu volop. Soms wel met 10 procent”, zegt Mensink. “Omdat wij al zo snel tot volgend jaar zijn volgeboekt, kunnen we die prijsverhogingen niet doorbelasten naar de opdrachtgever. Er hoeft maar iets kleins te gebeuren en de winst is weg.”

     

    Ongeschoold personeel

    Ook Norbert Kok, eigenaar van bouwbedrijf Kok in De Meern, is niet dolenthousiast over wat hij de ‘buitenproportionele groei’ van de woningbouwmarkt noemt. “Leveranciers, onderaannemers, bouwbedrijven, allemaal hebben ze tijdens de crisis gekort op personeel. Nu staat iedereen onder spanning.” Gevolg: ongeschoold personeel dat het werk moet doen, zegt Kok. Hij kreeg al tekeningen voor zijn neus die niet klopten en belde met een medewerker van zijn leverancier die geen flauw benul had van het hang- en sluitwerk dat hij wilde bestellen.

    Ook Kok loopt ertegenaan: “Plaats maar eens een advertentie. Niemand die reageert. Via via probeer ik toch aan personeel te komen. Het liefst leid ik zelf mijn timmerlieden op. Maar ook dat is lastig, want het niveau van veel leerlingen is ondermaats.”

    De tekorten zijn wat sommige functies betreft al zo hoog opgelopen, dat personeel wordt weggekocht, ziet branchevereniging Bouwend Nederland. Vooral planners en werkvoorbereiders zijn in trek. Ook op de bouwplaats is het wegkopen begonnen, merkt Mensink. “Laatst vertelde een installateur dat er bij een project maar één stukadoor rondliep, terwijl ze er zes nodig hebben. Die andere vijf hadden een nieuwe baas gevonden.”

    En ook het veel grotere bouwbedrijf Dura Vermeer maakt dat soort overstappen mee. Maar, nuanceert een woordvoerder, vaak komen de werknemers wel weer terug. Het afgelopen jaar tuigde het bedrijf een recruitmentafdeling op, startte het een arbeidsmarktcampagne en instrueerde het personeel vacatures te delen om hoogopgeleide bedrijfs- en projectleiders binnen te halen. Tweehonderd moesten er in totaal komen, voor de crisis waren dat er nog twintig.

    Kunnen de vacatures voor een deel niet worden ingevuld door Poolse, Bulgaarse of Hongaarse bouwvakkers? Nee, roepen de meeste kleine bouwbedrijven. “Daar begin ik niet aan”, klinkt het. Of: “Het gaat vaak mis met de informatieoverdracht.” En: “De kwaliteit laat te wensen over.”

    Toch denkt dat Paul Muller, directeur van bemiddelingsbureau Bouwgenius, dat veel bouwbedrijven er uiteindelijk aan moeten geloven. “Vragen om goed geschoold Nederlands personeel is eigenlijk vragen om een cultuuromslag. We leiden de jeugd op met het verhaal dat we in een kenniseconomie leven. Een praktijkopleiding volgen is zielig, leren we ze. Op die manier zullen de tekorten altijd blijven bestaan.”

    Bron: Trouw

    Lees meer...|geen reacties

  • Personeelskrapte in de bouw dreigt

    Economen van ABN Amro voorzien krapte op de arbeidsmarkt voor de bouw. Volgend jaar kan het aantal banen met 15% toenemen, met name door de aantrekkende woningmarkt. Omdat de sector kampt met vergrijzing en omdat minder jongeren een bouwopleiding volgen, is de kans groot dat bouwbedrijven personeel van de concurrent proberen los te weken.
    Volgens ABN Amro-economen Madeline Buijs en Petran van Heel wordt de bouw relatief hard getroffen door de vergrijzing. Niet alleen stijgt de gemiddelde leeftijd sneller dan het landelijk gemiddelde, ook het aantal jongeren is in de afgelopen jaren sterk gedaald doordat perspectief in de bouw ontbrak.
    Tussen 2009 en 2015 daalde het aantal werknemers tussen 15 en 25 jaar met 45%, terwijl het aandeel 55-plussers steeg van 16 naar 20%. ABN Amro verwacht dat over tien jaar 18% van de huidige werknemers de 65 is gepasseerd. Over twintig jaar is dat zelfs 45%.

    Minder mensen doen meer werk
    Dat de sector meer personeel nodig heeft blijkt onder andere uit de toegevoegde waarde. Per werknemer ligt die nu al hoger dan tijdens de piek van de markt in 2008, toen de arbeidsproductiviteit al historisch hoog lag. Dat betekent dat er met minder werknemers relatief meer werk wordt verzet. Verder stonden in het tweede kwartaal van dit jaar 6800 vacatures open, een toename van 26% ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder.

    Structurele veranderingen in de bouw
    De directe leniging van het tekort aan arbeidskrachten is niet de enige zorg. Volgens ABN Amro staat de bouw aan de vooravond van grote veranderingen op de arbeidsmarkt. Door de industrialisering zullen steeds meer bouwwerkzaamheden geautomatiseerd in fabrieken plaatsvinden in plaats van door vakmensen op de bouwplaats. Digitalisering speelt ook een steeds grotere rol in het bouwproces, net als nieuwe technologie. Dat vraagt om andere kwaliteiten dan de traditionele gespecialiseerde vakmensen.

    Werken met prefab
    ‘Het werken met prefab, robots en 3D-printers vraagt om andere vaardigheden dan traditionele bouwers en installateurs gewend zijn’, aldus ABN Amro. Op lange termijn zullen de vernieuwing en een toenemende efficiëntie er juist toe leiden dat er weer minder mensen nodig zijn, ook al is er nu in eerste instantie een tekort. Als we de aantallen banen in de bouw doortrekken naar 2026, is de verwachting dat het aantal banen met zo’n 8% zal kunnen dalen’, aldus ABN-economen Madeline Buijs en Petran van Heel.

    Bron: FD

    Lees meer...|geen reacties

  • Bouwsector gaat beter

    De bouwsector heeft in het eerste kwartaal van dit jaar een flinke omzetstijging gegenereerd. Dat blijkt uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Vergeleken met de eerste drie maanden van 2015 was de toename 5,5%. Ook voor het komende kwartaal zijn bouwondernemers zeer positief gestemd.

    De bouwomzet groeit al anderhalf jaar en hoewel het vertrouwen aan het begin van het tweede kwartaal van 2016 iets lager uitvalt dan in het vorige, verwachten de meeste bouwondernemers ook voor de komende tijd een stijging van de omzet. Wel gingen in het eerste kwartaal opnieuw zo’n duizend banen verloren. In het vierde kwartaal van 2015 leek juist een einde te komen aan de dalende tendens. Gecorrigeerd voor het seizoen waren er in het eerste kwartaal 502.000 banen.

    Kleine bedrijven, met minder dan 10 werkzame personen, boekten de grootste omzetstijging: gemiddeld 7%. Bij middelgrote (10 tot 100 werkzame personen) en grote bedrijven was de omzetgroei respectievelijk 6,2% en 4,1%.

    Burgerlijke en utiliteitsbouw profiteert van opleving woningmarkt

    Gekeken naar de drie belangrijkste sectoren haalde de burgerlijke en utiliteitsbouw (B&U) de grootste omzetgroei (8,0%). Deze bedrijven profiteren van de opleving van de woningmarkt. Sinds het laatste kwartaal van 2014 is de omzet onafgebroken aan het stijgen. In de sector gespecialiseerde bouwbedrijven was de omzetstijging 6,6%. Installatiebedrijven, de grootste deelbranche, boekten in het eerste kwartaal 5,3% omzetgroei. Koplopers waren de afwerkingsbedrijven, zoals schilders, met 8,7%.

    Vertrouwen bouwondernemers groot

    Al anderhalf jaar overheerst in de bouwsector het optimisme. Het vertrouwen van bouwondernemers bereikte in het begin van dit jaar het hoogste niveau sinds de start van de vertrouwensmeting in 2008. In het tweede kwartaal komt de stemmingsindicator voor de bouw weliswaar iets lager uit, maar deze staat nog steeds op een hoog niveau. Zo verwachten bouwondernemers een groei in personeel en zien zij ruimte voor tariefstijgingen.

    In de pijplijn

    De voortekenen voor de komende tijd zijn gunstig. De waarde van de opdrachten voor architecten, het voorland van de bouw, loopt op. Voor het eerst sinds 2007 steeg die waarde in de sector utiliteitsbouw (kantoren, ziekenhuizen, scholen) en wel met 3,1%. Ook de waarde van opdrachten in de woningbouw steeg, zij het minder dan in 2014 (respectievelijk 21,5% en 40%).

    Omzet grond-, weg- en waterbouw blijft dalen

    In de sector grond-, weg- en waterbouw (GWW) blijft de omzet dalen. Het eerste kwartaal werd afgesloten met een daling van 2,2%. Over heel 2015 ging de omzet al met ruim 1% omlaag. Binnen de sector groeide wel de omzet van de deelbranche (spoor)wegen en tunnelbouwers in het eerste kwartaal met 4,3%. Ook de kabel- en buizenleggers zagen hun omzet stijgen (5,9%).

    Bron: FD

    Lees meer...|geen reacties

  • Vakwerk MTS van start

    Vandaag start de Vakwerk MTS: een nieuw tweejarig leerwerktraject Bouwkunde met diploma (mbo 4) en baangarantie. De Vakwerk MTS is een initiatief van Bureau Vakwerk in samenwerking met Lokhorst Bouw en Ontwikkeling, Goldewijk, BIRD Invest en MBO College Lelystad.

    De Vakwerk MTS is ontstaan vanuit het gebrek aan goede vakmensen, een te lage uitstroom uit het reguliere onderwijs en de wens vanuit het bedrijfsleven om het onderwijs beter te laten aansluiten op de praktijk. Bureau Vakwerk gelooft in het incompany opleiden van mensen op basis van vakkennis, coaching en begeleiding op de werkvloer met als doel om de kloof tussen het onderwijs en de praktijk van het bedrijfsleven te dichten en werknemers en werkgevers langdurig aan elkaar te binden.

    Voordat deelnemers aan de Vakwerk MTS mogen starten hebben zij eerst een uitgebreide sollicitatieprocedure doorlopen. Zo selecteren we alleen de meest geschikte kandidaten voor dit leerwerktraject. De deelnemers werken 4 dagen per week bij een van de leerwerkbedrijven en krijgen 1 dag per week op locatie les van gediplomeerde docenten Bouwkunde van MBO College Lelystad. Zij worden opgeleid tot Middenkaderfunctionaris Bouw met als uitstroomfunctie calculator, werkvoorbereider, uitvoerder of BIM-engineer. Binnen de leerwerkbedrijven hebben de deelnemers een begeleider die ze het vak eigen maakt. Op de lesdag krijgen zij vakinhoudelijk onderwijs. Daarnaast traint en begeleidt een coach de deelnemers op alle professionele competenties die zij nodig hebben om zo goed mogelijk te kunnen functioneren. Na twee jaar hebben de deelnemers een diploma (mbo 4) op zak en treden zij als gecommitteerde werknemers in dienst bij hun leerwerkbedrijf.

    Wij wensen de deelnemers, de bedrijven, de docenten en de begeleiders heel veel succes met de start van de Vakwerk MTS.

    Arjen Streefkerk & Coosje Geels
    Bureau Vakwerk

    Lees meer...|2 reacties

  • Bouw wacht keihard gevecht om personeel

    Het Economisch Bureau van ABN Amro waarschuwt andermaal voor een dreigend tekort aan vakmensen in de bouw. Als de sector niet snel verjongt, zal er volgens de economen onherroepelijk een gevecht om het schaarse personeel losbarsten.
    De grote vraag is of er voldoende handjes zijn
    De aantrekkende woningmarkt is niet alleen maar goed nieuws voor de bouw. Meer werk is, na jaren van crisis, voor de meeste bouwbedrijven van harte welkom. Maar de grote vraag is of er voldoende handjes zijn om het werk uit te voeren.
    Volgens sectoreconomen Madeline Buijs en Petran van Heel van ABN Amro wijst alles er op dat die vraag met ‘nee’ moet worden beantwoord. Alleen al de vergrijzing van de bouwpopulatie stelt de bouw voor grote problemen, stellen zij.
    Tussen 2009 en 2015 daalde het aantal werknemers tussen 15 en 25 jaar met 45 procent, terwijl het aandeel 55-plussers steeg van 16 naar 20 procent. Verwachting is dat over tien jaar 18 procent van de huidige werknemers de 65 is gepasseerd. Over twintig jaar zelfs 45 procent.
    “Gezien de verwachte groei van de bouwproductie – vooral in de woningbouw en duurzame renovatie – zijn op korte termijn meer werknemers nodig”, waarschuwen Buijs en Van Heel.
    In 2017 mogelijk 15 procent meer banen
    Zij  verwachten dat het aantal banen in 2017 wel eens met 15 procent kan stijgen. Daarbij wijzen ze op de toegevoegde waarde per baan, die momenteel hoger ligt dan voor de crisis. Het bewijs dat werknemers momenteel heel veel werk moeten verzetten.
    “Zakt de toegevoegde waarde terug naar het niveau van 2008 dan leidt dat dit jaar al tot een stijging van het aantal banen met 15 procent. Dit geeft aan dat de bouwsector dringend personeel nodig heeft om aan de groei van de productie te kunnen voldoen. De vraag is waar zij op de korte termijn dit personeel vandaan kan halen, nu er minder jongeren een bouwopleiding volgen. De kans is groot dat bouwbedrijven personeel van de concurrent proberen los te weken.”
    En dus dreigt een gevecht tussen bouwondernemingen om de beschikbare mensen. Het simpele advies van Buijs en Van Heel aan bouwers: leidt nieuwe medewerkers op. En leid vooral jongeren op.
    Sector moet ook ‘andere’ werknemers aantrekken
    Omdat de economen van ABN Amro verwachten dat de bouw komende jaren een slag zal maken op gebied van industrialisering en digitalisering, doen bouwers er bovendien verstandig aan ‘andere’ werknemers aan te trekken en op te leiden.

     

    Werken met prefab, robots en 3D-printers vraagt om andere vaardigheden

    Door de industrialisering zullen steeds meer bouwwerkzaamheden geautomatiseerd in fabrieken plaatsvinden in plaats van door vakmensen op de bouwplaats. Digitalisering speelt ook een steeds grotere rol in het bouwproces. Nieuwe technologie – zoals het Internet of Things, drones en 3D-printen – doen hun intrede. In dit segment zal hierdoor steeds minder behoefte zijn aan gespecialiseerde vakmensen.”
    Ook zullen werknemers in de bouw beter moeten gaan samenwerken, zich flexibeler moeten gaan opstellen en met complexe installaties en IT-processen kunnen omgaan.
    “Het werken met prefab, robots en 3D-printers vraagt om andere vaardigheden dan traditionele bouwers en installateurs gewend zijn. Ook denken we dat meer hoger opgeleiden nodig zijn om zulke IT-gerelateerde taken op zich te nemen. Veel functies bestaan nu nog niet, maar zullen er binnen vijf jaar wel zijn.”

    Lees meer...|geen reacties

  • ‘Gebrek aan instroom in de bouw? Dat hebben we volledig aan onszelf te danken’

    De omzetten stijgen weer, de marges blijven zorgwekkend. En hoe zorgt de bouw ervoor dat de aanwas van jonge werknemers op peil blijft? Dat zijn de belangrijkste onderwerpen uit de nieuwste editie van de Cobouw50, die dinsdag gepresenteerd werd in de Midden Nederland Hallen in Barneveld. “We moeten als sector eens wat minder introvert zijn.”

    Aan zelfkritiek geen gebrek tijdens de speciale Cobouw50-editie van het Cobouw Café. “De schuld ligt bij onszelf…”

    “Welke moeder zegt nou tegen haar zoon: je moet wegenbouwer worden…”

    “We huren liever een zzp’er in voor 20 euro per uur, dan een leerling voor 25…:”

    “Het imago van de bouw is al jaren hardnekkig slecht…”

    “De bouw is meer dan stenen stapelen, maar het lukt ons niet om dat goed uit te dragen…”

    “Leer kinderen dat de bouw allang niet meer zwaar en vies is, maar geef ze een laptop en laat ze ontwerpen…”

    Aantrekkelijke werkgever

    Het onderwerp is de instroom van jonge mensen in de sector en  bovenstaande citaten komen van achtereenvolgens Henk Homberg van Bouwend Nederland, Karin Rog van de Twentse Weg- en Waterbouw, René Kesselaar van Kesselaar & Zonen, de Eindhovense wethouder Yasin Torunoglu, Biense Dijkstra van Dijkstra Draisma en Bas Weber, voorzitter van de sectorgroep Bouw bij PwC – de samensteller van de lijst van grootste Nederlandse bouwers.

    Stuk voor stuk schetsen de tafelgasten van het Cobouw50 Café het beeld van een sector die het maar niet lukt om een aantrekkelijke werkgever te zijn voor jongeren. En met de toenemende vergrijzing, het schrijnende tekort aan technisch geschoold personeel en de tegelijkertijd aantrekkende markt wordt dat een probleem. Een steeds groter probleem. Want wie bouwt de huizen, de wegen, de bruggen en kantoren van de toekomst?

    Uithangborden

    René Kesselaar is spijkerhard in zijn kritiek. “We hebben het aan onszelf te danken dat we geen aantrekkelijke sector zijn. We geven nou eenmaal liever 20 euro uit aan een Poolse zzp’er dan dat we 25 euro besteden aan de opleiding van een leerling. Dat is de realiteit. En met de marges die we schrijven ook niet zo gek. Maar hoe wil je de sector aantrekkelijk maken als je het werk laat uitvoeren door mensen die worden uitgeknepen? Dat zijn toch geen uithangborden?”

    Wie wil daar nou werken?

    Kesselaar vindt Karin Rog aan zijn zijde: “Nu ontvangen we jongeren opeens weer met open armen. Maar tijdens de crisis moesten we verplicht het afvoerputje van de arbeidsmarkt aan het werk helpen. Om in aanmerking te komen voor werk moesten we mee in de Social Return on Investment-hype (SRoI). Langdurig werklozen waren wel goed genoeg voor de wegenbouw. Wat straal je daarmee uit? Dat is toch geen reclame? Welke jongere wil daar nou werken? Terwijl we wel  fantastische projecten realiseren.”

    Zelfs Henk Homberg van Bouwend Nederland geeft het toe: “We hebben het zelf laten liggen. We vergeten om de jeugd te vertellen wat voor moois we maken.”

    Pukkels

    De Eindhovens wethouder Wonen, Yasin Torunoglu, vindt het echter te gemakkelijk om als sector maar weer naar de overheid te wijzen en te vragen om meer geld voor (technische) opleidingen. “Ik krijg hier echt pukkels van! Houd eens op met naar de ander te wijzen. Het is een samenspel. Wij, als opdrachtgevers, hebben ook een verantwoordelijkheid, maar het imago van de bouw is al jaren hardnekkig slecht. Je gaat thuis niet trots vertellen dat je wordt uitgeknepen door de hoofdaannemer. Dat moet anders. Er is een devaluatie van het vak gaande. Probeer echter eens aan jongeren uit te leggen wat de maatschappelijke bijdrage van werken in de bouw is. Laat als sector eens zien dat het een hele innovatieve sector is.”

    Bouwen aan Nederland

    Torunoglu oogst bijval uit het publiek. Jacqueline Schlangen: “Wij bouwen samen aan Nederland. En we maken hele mooie dingen. Draag dat uit. Dan willen mensen graag voor je werken.”

    Waarop Bas Weber van PwC uitroept: “De bouw is wel degelijk innovatief! Vertel dat! Wees trots! Deze sector praat zichzelf een complex aan. Giet er eens een marketing sausje over…”

     

    Bouwend Nederland-directeur Fries Heinis valt Weber bij. “Kijk eens hoeveel publiek de Dag van de Bouw trekt? Het moet toch mogelijk zijn om uit al die mensen een paar jongeren te bewegen voor onze fantastische sector te kiezen?”

     

    Bron: Cobouw

    Lees meer...|geen reacties

  • ‘Werkgevers overvallen door personeelstekorten’

    Werkgevers hebben onderschat hoe snel de arbeidsmarkt aan zou trekken en daardoor ontstaan personeelstekorten. Ruim de helft van de werkgevers heeft moeite om geschikt personeel te werven, blijkt uit een onderzoek van salarisverwerker ADP, adviesbureau Berenschot en Performa Uitgeverij.

    Komend jaar verwacht zelfs bijna twee derde van de ruim duizend ondervraagde personeelsmanagers in de problemen te komen op dit vlak. In 2016 had nog slechts 36 procent van de werkgevers problemen om vacatures vervuld te krijgen. Een jaar eerder was dat minder dan een kwart.

    “Vorig jaar constateerden we al dat werkgevers verrast werden door de krapper wordende arbeidsmarkt. Des te opmerkelijker dat het dit jaar weer te zien is. Klaarblijkelijk zijn de omvang en de snelheid waarmee dit gepaard gaat, niet goed ingeschat,” zegt Hans van der Spek van Berenschot. “Bovendien zien we dat het steeds minder makkelijk is om bestaande medewerkers voor de organisatie te behouden. Naar verwachting wordt dat in de toekomst alleen maar lastiger.”

    Problemen het grootst in bouw en techniek

    De problemen beperken zich niet meer tot de sectoren ict en techniek, al zijn de problemen daar wel het grootst. Zo hebben monteurs in de sector techniek en onderhoud de banen voor het uitzoeken: 65 procent van de HR-professionals in deze sector heeft moeite deze vacatures te vullen.

    Ook in de Bouw zijn technici (88%) zeer gewild. “Duidelijk is dat hier ook een groot tekort aan productiemedewerkers is ontstaan. Maar liefst driekwart van de HR-professionals in de bouw geeft aan moeite te ondervinden bij de werving van productiemedewerkers”, aldus Van der Spek.

    Maar ook in de gezondheidszorg, de groot- en detailhandel en de industrie heeft meer dan 60 procent van de werkgevers moeite om functies te vervullen. Volgend jaar verwachten werkgevers in het onderwijs de meest door personeelstekorten geplaagde sector te worden. Bijna vier op de vijf voorziet dan problemen.

    Werkgevers Noord-Holland met handen in het haar

    Werkgevers in Noord-Holland-Noord hebben bijna allemaal (89 procent) moeite om geschikte kandidaten te vinden. In de regio Rijnmond geldt dit slechts voor 40 procent van de kandidaten.

    Om toch op te vallen bij potentiële werknemers proberen bedrijven zich te profileren. Dat doen ze vooral door hun bedrijfscultuur en sfeer te benadrukken. Bijna de helft van de bedrijven geeft ook hoog op van de toonaangevende producten die ze hebben en spraakmakende opdrachten die ze binnenkrijgen. Secundaire arbeidsvoorwaarden worden ook ingezet om zich te onderscheiden.

    Bron. Cobouw

     

    Lees meer...|1 reactie

  • Vastgoedmarkt overtreft recordjaar 2008

    In turbulent 2016 zijn alle vastgoedrecords in Nederland verbroken. Beleggers staken zelfs meer geld in stenen dan in topjaar 2007. In dat jaar, aan de vooravond van het uiteenspatten van een wereldwijde vastgoedzeepbel, stroomde er €13,15 mrd naar Nederlandse kantoren, winkelpanden, woningportefeuilles en ander commercieel vastgoed. Afgelopen jaar was dat €13,5 mrd, blijkt uit cijfers die vastgoedadviseur CBRE dinsdag presenteert.

    Er is een overvloed aan kapitaal en gebrek aan alternatieve investeringen. Tel daar de uitzonderlijke lage rente en een stevig aantrekkende economie bij op en de uitkomst is een recordjaar voor vastgoed. Met het resultaat dat ook de prijzen van panden hard stijgen.

    Prijzen in het topsegment

    ‘In historisch perspectief is vastgoed in het topsegment nog nooit zo duur geweest’, zegt Jos Tromp, hoofd research Europa van CBRE. Maar stenen zijn nog steeds een stuk aantrekkelijker voor veel institutionele beleggers dan risicovolle aandelen of extreem laag renderende obligaties.

    Ook de pijlers onder de vastgoedmarkt verbeteren, schetst Erik Langens directeur Capital Markets bij CBRE. ‘De arbeidsmarkt draait weer op volle toeren. Het aantal kantoorbanen neem toe, dus ook de vraag naar kantoorruimte.’ De torenhoge leegstand op de kantorenmarkt neemt sinds anderhalf jaar weer iets af.

    De keuze voor een brexit

    Politieke onrust in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten pakte eerder voordelig dan nadelig uit voor de Nederlandse vastgoedmarkt. ‘Door de Britse keuze voor een brexit kwam er meer focus op het continent. Aziatische beleggers waren door de onzekerheid in aanloop naar de Amerikaanse verkiezingen ook meer geneigd om in Europa te investeren’, zegt Langens. De Rotterdam, het grootste gebouw van Nederland, is gekocht door een consortium van Koreaanse beleggers en het Franse Amundi.

    Ondanks de gigantische bedragen die naar vastgoed stromen en de stijgende prijzen is er nog geen nieuwe bubbel in de maak volgens CBRE. Beleggers mijden risicovol vastgoed, en betalen liever hogere prijzen voor hoogwaardig vastgoed dat gaat profiteren van economische groei, aldus Tromp.

    Minder met geleend geld

    Cruciaal is ook dat er nu veel minder met geleend geld wordt gewerkt dan in 2007. Leenpercentages van 80% of 90% waren toen geen uitzondering. Waardes hoefden maar iets te dalen en het vastgoed stond onder water. Nu geldt een leengraad van 70% als het maximum. Veel bedrijven houden het liever op 40%.

    Bovendien zijn investeringen meer gespreid over verschillende vastgoedcategorieën. Ging in 2007 nog bijna € 9 mrd naar kantoren, nu is dat €5,8 mrd. Woningen zijn veel gewilder geworden. Daar gaat ruim €3 mrd naar toe, €2 mrd meer dan in 2007.

    Investeringen in huurwoningen

    Dat de investeringen in huurwoningen hard stijgen is goed te verklaren, volgens Edwin Buitelaar, onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving. ‘De vraag naar huurwoningen is groot, vooral in Utrecht en Amsterdam.’ Maar over de kantorenmarkt is hij minder optimistisch dan CBRE. ‘Het aantal kantoorbanen trekt wel iets aan. Daar staat tegenover dat bedrijven naar verwachting steeds minder ruimte gaan gebruiken per werknemer. Dat er bijna €2 mrd meer is geïnvesteerd in kantoren dan een jaar eerder komt toch vooral door de extreem lage rente en de investeringsdruk bij beleggers.’ Hetzelfde geldt volgens hem voor de winkelmarkt waar de leegstand nog steeds oploopt.

    Dat wil volgens Buitelaar niet zeggen dat er op dit moment een ‘problematische bubbel’ ontstaat, zoals in 2007 toen banken in grote financiële problemen kwamen door de vastgoedcrisis. Ook hij wijst op de ‘aanzienlijk’ lagere leenpercentages. ‘Mocht er nu iets misgaan dan zijn de risico’s voor de stabiliteit van het financiële systeem een stuk minder groot dan 9 jaar geleden.’

    Bron: FD

    Lees meer...|geen reacties

  • Het lot van de verdwenen bouwvakkers

    Nergens verdween de afgelopen jaren zo veel werk als bij bouwbedrijven: ruim 100 duizend banen gingen in rook op sinds de economische malaise in 2008 om zich heen greep. Ook de omzet en de toegevoegde waarde zijn sterk afgenomen en liggen nog altijd onder het niveau van 2008. Deze – weinig opbeurende – statistieken doen je afvragen wat er van al die metselaars, lassers en voormannen terecht is gekomen. Waar zijn ze gebleven en wie werken er eigenlijk nog wel in de bouw? En is de bedrijfstak die anno 2016 uit de crisis probeert op te krabbelen na zo’n daling nog wel dezelfde als in 2008?

    De sporen die de crisis heeft nagelaten, gaan in de bouw dieper dan in veel andere bedrijfstakken. Zo diep dat de aantrekkende arbeidsmarkt en de aarzelend groeiende werkgelegenheid in 2015 (nog) aan de branche voorbij gingen. In 2015 kromp de werkgelegenheid voor het zevende jaar op rij.

    De bouw hobbelde daarmee achter de rest van de economie aan. De banenkrimp in de bouw was met 2,3 procent weliswaar minder rigoureus dan in voorgaande jaren, maar veel andere bedrijfstakken eindigden in 2015 alweer in de plus. Het aantal banen in de bouw lag 18 procent onder het niveau van 2008, terwijl in de Nederlandse economie als geheel het aantal banen al net iets hoger lag dan zeven jaar eerder.

    Ook op andere gebieden was de crisis in de bouw langer en dieper dan in andere sectoren. Het volume van de toegevoegde waarde en de omzet herstelden bijvoorbeeld de afgelopen twee jaar enigszins, maar toch ligt het omzetniveau nog bijna 14 procent onder het niveau van 2008 en de toegevoegde waarde 16 procent. Dat is een grotere achterstand dan in de meeste bedrijfstakken. Het inzakken van orders en omzet heeft logischerwijs invloed op het aantal werkenden in een branche.

    Ook het aantal faillissementen lag sinds de crisis hoger dan in welke bedrijfstak dan ook. In 2014 nam het aantal faillissementen echter fors af. In 2015 zette de daling in vertraagd tempo door. Het hoogste aantal faillissementen lag in dat jaar niet langer in de bouw maar in de financiële dienstverlening.

     

     

    Overvloedige uitstroom en gebrekkige instroom

     

    Om meer inzicht te krijgen in wie er vertrokken zijn uit de bouw zijn de bronnen geraadpleegd waarop op de inkomensstatistieken van CBS gebaseerd zijn. In 2014 werkten volgens deze statistieken 396 duizend personen in de bouw, tegenover 475 duizend in 2008. Uit de brongegevens blijkt die daling van 79 duizend personen het gevolg van een overvloedige uitstroom en een gebrekkige instroom sinds 2008. Sinds 2008 stroomden 198 duizend mensen uit, terwijl er 119 duizend mensen in de bouw begonnen.

    Zo’n 198 duizend mensen die in 2008 hun geld in de bouw verdienden, waren zes jaar later uit de branche verdwenen. Zij zijn dus, al dan niet gedwongen, ergens in de tussentijd uitgestroomd. Een op de zes uitstromers (18 procent) hing zijn gereedschapsriem aan de wilgen en ging met pensioen. Zo’n 10 procent kreeg in 2014 een werkloosheidsuitkering, 7 procent een arbeidsongeschiktheidsuitkering en 4 procent zat in 2014 in de bijstand of ontving een andere sociale uitkering. Een klein aantal mensen is gaan studeren, is niet meer in leven of heeft geen (geregistreerd) inkomen meer. Maar de meeste uitstromers, bijna de helft van die 198 duizend mensen, vonden elders een baan.

    Een deel van de personen die hun heil in andere branches zochten en ook vonden, zijn in de industrie (14,8 procent) en de handel (13,8 procent) beland. De grootste groep baanvinders (27,6 procent) kwam terecht in de uitzendbranche. Het is goed mogelijk dat een deel van deze groep weer in de bouw terecht is gekomen als uitzendkracht. CBS heeft echter geen sluitende informatie over de branches waarin uitzendbureaus hun werknemers aan het werk zetten.

    Vanaf 2008 verdwenen niet alleen werkenden uit de bouw, maar kwamen er ook nieuwe bij. Bijna 119 duizend personen werkten in 2014 in die branche terwijl ze dat in 2008 nog niet deden. Het merendeel daarvan, zo’n 60 procent, werkte voorheen elders. Vooral de overstap vanuit de industrie, de detailhandel of wederom de uitzendbranche blijkt een veelgemaakte.

    Ook het onderwijs is vanzelfsprekend van belang voor de aanwas van nieuwe werkenden. Zo’n 22 procent van de nieuwkomers ging vanuit de schoolbanken de steigers en bouwplaatsen op. Ongeveer 8 procent van de starters in de bouw had geen vorig (geregistreerd) inkomen en stond evenmin bekend als student. Een op de twintig nieuwelingen was niet alleen nieuw in de bouw, maar ook nieuw in Nederland. Die groep immigreerde dus sinds 2008. Verder had 3 procent een uitkering voordat hij of zij in de bouw aan de slag kon. Van 2 procent van de werkenden is geen informatie beschikbaar over wat ze deden voordat ze in de bouw gingen werken.

     

    Bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de groep werkenden die als hoofdactiviteit een baan in de bouw hadden en van wie de inkomensgegevens via de Belastingdienst bekend zijn. Een aantal groepen mist echter in die cijfers. Het CBS schat dit aantal op minimaal 55 duizend mensen.

    Ten eerste zijn dat de zwartwerkers. In de bouw vinden ook zwarte activiteiten plaats. Deze ontbreken per definitie in de gegevens van de Belastingdienst. Daarnaast worden ook uitzendwerkers die in de bouwbranche actief zijn niet meegeteld omdat ze officieel in de uitzendbranche werken. Dan is er nog een groep die het best als ‘witte vlek’ te omschrijven is: dat zijn mensen die in eigen beheer in de bouw werkzaam zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die hun eigen huis bouwen.

     

    Wie werken nu in de bouw?

     

    De flinke daling van het aantal werkenden kan zijn weerslag hebben op de samenstelling van de populatie die wel in de bouw werkt. Wie werken er heden ten dage in de branche en verschilt dat met 2008?

    Een belangrijke verschuiving binnen de Nederlandse arbeidsmarkt is die van werknemer naar zelfstandig ondernemer. Ook in de bouw is deze trend erg sterk. Momenteel zijn er 774 duizend zelfstandige ondernemers. Daarvan werkt een op de zeven in de bouw. In 2008 was 21 procent van de werkenden in de bouw zelfstandig ondernemer, oftewel 98 duizend personen. Zes jaar later was dat percentage naar 28 gestegen.

    Terwijl het aantal werkenden in de bouw kelderde, nam het aantal zelfstandige ondernemers juist toe, naar ruim 110 duizend personen. In andere bedrijfstakken was de verschuiving doorgaans niet zo groot. Met name het aantal zelfstandigen zonder personeel neemt de laatste jaren toe. De groei van het aantal zelfstandige ondernemers gaat hand in hand met het krimpende aantal werknemers. Statistisch is het verschil tussen zelfstandigen met en zonder personeel echter niet altijd te maken.

    Een aantal mensen wisselden binnen de bouw van arbeidspositie. Zo’n 14,6 duizend personen die in 2008 nog in loondienst waren, waren in 2014 voor zichzelf begonnen. Iets minder dan 3 duizend personen bewandelden de tegengestelde route en verruilden het werkzame leven van zelfstandig ondernemer voor een baan in loondienst.

     

     

    Bedrijven

     

    De verschuiving van loondienst naar zelfstandigheid is bij de werkenden in de bouw terug te zien, maar zeker ook bij bedrijven. Het aantal bedrijfjes met niet meer dan één werkzaam persoon groeit al zeven jaar op rij fors. Zo fors zelfs dat ondanks de daling van de werkgelegenheid het totale aantal bedrijven is blijven toenemen. Voor de grotere firma’s geldt de toename in aantallen niet: het aantal bedrijven met meer dan tien werkzame personen daalt. Bij de echt grote bedrijven verandert wat bedrijfsaantallen betreft niets. Net als in 2008 zijn er 30 grote bouwbedrijven met meer dan 1000 werknemers.

    Bijna de helft (44 procent) van de personen die in de bouwsector werken is bouwarbeider van beroep. Zo’n 22 procent van de werkenden zijn personen met andere technische beroepen. Administratief personeel en managers maken respectievelijk 9 en 8 procent uit van het totale aantal personen. Zo’n 17 procent van de werkenden valt onder de categorie overig. Het gaat dan bijvoorbeeld om bestuurders van voertuigen, hulpkrachten logistiek & transport en ICT-personeel.

    Er mag in de bouw dan veel zijn veranderd sinds 2008, sommige dingen blijven hetzelfde: de bouw is en blijft een mannenwereld. Met een aandeel van 9 procent zijn vrouwen in de bouw (inclusief kantoorpersoneel) overduidelijk een zeldzaamheid. Dat was in 2008 met een verhouding van 9 om 91 procent ook al zo. In totaal hebben 36 duizend vrouwen een baan in de bouw.

    Leeftijd

    De ‘bouwvakker’ van nu is gemiddeld 42,7 jaar oud. Dat is een goede twee jaar ouder dan zijn evenknie uit 2008. De gemiddelde leeftijd in de bouw groeit daarmee harder dan in de hele economie. In 2008 lag die gemiddelde leeftijd nog onder het landelijk gemiddelde. In 2014 lag de bouw nagenoeg op het landelijk leeftijdsniveau. Werkenden in de bouw zijn gemiddeld ouder omdat arbeidskrachten in de hogere leeftijdscategorieën later stoppen met werken dan voorheen. Dat hangt samen met het aandeel zelfstandige ondernemers dat hoger ligt. Zij werken doorgaans langer door dan werknemers. Maar de hogere gemiddelde leeftijd is vooral een gevolg van de gebrekkige instroom van met name jonge arbeidskrachten.

     

     

    Opleiding

    In 2008 ging 7,8 procent van alle afgestudeerde mbo’ers in de bouw aan de slag. Dat aandeel slonk naar 5 procent in 2013. In absolute aantallen daalde het aantal studenten dat vanuit het onderwijs naar de bouw doorstroomde van 8550 in 2008 naar 5300 in 2013. Minder mbo-studenten kozen in 2013 voor een technische opleiding dan in 2008: hun aandeel slonk van 22 naar 18,4 procent. De afname van werk in de bouw betekent voor studenten ook dat het aantal beschikbare stageplekken lager is.

    Het mbo blijft ondanks de daling de onbetwiste hofleverancier voor de bouw. Van alle personen die in 2013 na afstuderen voor de bouw kozen, was 81 procent afkomstig van dat opleidingsniveau. Nog eens 15,6 procent kwam van het hbo en 3,4 procent van de universiteit. In 2008 was de verdeling nog: 83,7 procent mbo en 13,3 procent hbo. Het aandeel wo’ers lag toen ook al op 3,1 procent.

    Van de totale werkzame beroepsbevolking in de bouw was 51,3 procent middelbaar opgeleid, tegen 49,3 procent in 2008. Het aandeel gediplomeerde hbo’ers en wo’ers steeg van 11,8 naar 13,8 procent. Het aandeel middelbaar en hoger opgeleiden is dus licht toegenomen.

    Het aandeel laagopgeleiden is daarmee juist gedaald. De bouw heeft echter wel een hoger aandeel laagopgeleiden dan de meeste bedrijfstakken: alleen in de industrie ligt dat aandeel nog hoger. De verschuiving naar een (iets) hoger aandeel hoogopgeleiden en middelbaar opgeleiden is ook in andere bedrijfstakken te zien.

    Nationaliteit

    Van alle mensen met bouwwerkzaamheden als belangrijkste inkomstenbron, hadden er in 2014 bijna 379 duizend een Nederlandse nationaliteit, tegen 17,4 duizend mensen met een buitenlandse komaf. Dat de bouw een mengelmoes van nationaliteiten zou zijn, blijkt dus niet uit de officiële cijfers van werkenden in de bouw.

    Het aantal buitenlanders dat in de bouw werkt ligt zeer waarschijnlijk wel hoger dan 17,4 duizend. Mensen die minder dan vier maanden in Nederland werken hoeven zich namelijk niet in te schrijven en staan dus ook niet geregistreerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om seizoenwerkers die tijdelijk in Nederland werk in de bouw verrichten. Zwartwerkers registreren hun werkzaamheden per definitie niet en zijn daardoor ook niet in de cijfers terug te vinden.

    Dit onderzoek beperkt zich dus tot die 17,4 duizend buitenlanders die wél zijn geregistreerd. Duidelijk is dat hun aandeel is gegroeid: in 2008 werkten 461 duizend Nederlanders in de bouw, tegen bijna 15 duizend personen met een buitenlandse nationaliteit. De grote daling van het aantal geregistreerde werkenden sinds 2008 heeft dus geen vat gehad op het aantal buitenlandse werkzame personen. Dit is zelfs iets gestegen. Daardoor is hun aandeel toegenomen naar 4,4 procent.

    Buitenlandse werknemers zijn vaker dan hun Nederlandse collega’s zelfstandig ondernemer. Meer dan de helft is eigen baas, tegen ruim een kwart van de Nederlanders. De meeste geregistreerde buitenlandse werkenden in de bouw zijn Polen. Vooral onder zelfstandige ondernemers is het aandeel Polen groot. Bijna 41 procent van alle buitenlandse zelfstandig ondernemers was in 2014 van Poolse komaf. Onder buitenlandse werknemers was het aandeel Polen met 23 procent iets kleiner. Buitenlandse bouwvakkers met een baan in loondienst hebben vooral een Duitse, Turkse, Belgische of Britse nationaliteit.

    Onder zelfstandige ondernemers had bijna 62 procent van de bouwvakkers een Oost-Europese nationaliteit, waaronder Pools, Bulgaars en Roemeens. Dat zijn er meer dan in 2008, al kwam toen ook al ruim de helft uit Oost-Europa.

    De weg naar herstel van de bouw is duidelijk ingezet. Afgezien van de werkgelegenheid klom de branche vanaf 2014 uit het dal: ieder kwartaal plusten bouwbedrijven er weer wat omzet bij. Het vertrouwen van bouwondernemers lag vorig jaar op het hoogste punt ooit, hoger dus dan de gouden jaren voor de crisis. Daarnaast werden er eind 2015 weer meer huizen verkocht en steeg het aantal nieuwbouwwoningen. Hoopgevende vooruitzichten dus, maar aan de weg naar volledig herstel zal nog flink moeten worden getimmerd.

    Dat timmeren gebeurt in elk geval met een stuk minder mensen dan voor de crisis. Veel werkenden uit 2008 zijn inmiddels uitgestroomd. De meesten zijn buiten de bouw aan de slag gegaan, sommigen zijn met pensioen of kregen een uitkering. De mensen die tegenwoordig in de bouw werken zijn iets ouder dan in 2008. De gemiddelde leeftijd nam ook harder toe dan in de meeste andere bedrijfstakken. Daarnaast hebben werkenden in de bouw iets vaker een niet-Nederlandse nationaliteit. Ook zijn ze iets vaker hoogopgeleid. Maar ze zijn vooral veel vaker zelfstandig en minder vaak in loondienst dan toen.

    Bron: CBS

    Lees meer...|geen reacties