Amsterdam heeft ruimte zat.

De bouw van huizen raakt op stoom, maar de plekken waar woningen kunnen komen, raken binnen enkele jaren op. Niet waar, zeggen deskundigen: als je maar creatief bent. ‘Als je kleiner denkt, kun je sneller werken.’

Ronald Hooft (53), partner in architectenbureau Prast & Hooft en columnist van Het Parool, weet zat plekken in de stad en er net buiten waar nog prima te bouwen is, je moet alleen goed kijken. ‘Als je de Centrale Markthallen in de Jan van Galenstraat weghaalt, heb je een schitterende plek voor een paar duizend woningen, minstens. Ben je gelijk van al die fijnstof af die het gevolg is van af en aan rijdende vrachtauto’s.’

Het is maar één van de voorbeelden die architecten en stedenbouwkundigen uit de mouw kunnen schudden als je ze confronteert met de woorden van directeur Pierre van Rossum van de gemeentelijke afdeling Grond en Ontwikkeling, afgelopen week in deze krant. Over de vijftigduizend woningen die de stad wil bouwen in de komende acht jaar en dat die ambitie wellicht zou kunnen worden gehinderd door het feit dat binnen enkele jaren Amsterdam over te weinig bouwrijpe grond kan beschikken.

Te weinig plek? De deskundigen uit de praktijk geloven er niet in. Plek zat, maar je moet er wel iets voor doen. Of, zoals stedenbouwkundige en hoofd stedenbouw aan de Academie voor Bouwkunst Arjan Klok (48) het zegt: ‘Makkelijke oplossingen zijn er niet meer. Maar als je maar wilt, is Amsterdam nog lang niet af. Bij station Sloterdijk staat kantoorruimte leeg. Eén lastig dingetje: het ís van iemand. Maar is dat nou het meest onoverkomelijke probleem? Waarom doen we in Nederland altijd zo moeilijk over onteigenen? Ik begrijp dat natuurlijk wel, je zegt tegen iemand of tegen een bedrijf: waar u zit, dat willen wij gebruiken voor woningen. Daarmee maak je je als wethouder bij bepaalde partijen in de stad niet zo populair. Maar kijk naar de aantrekkingskracht die de stad heeft, het is wel nodig.’

Cargill
Een voorbeeld? Dat is niet zo ingewikkeld, zegt Klok, terwijl hij wijst naar een eind verderop, richting havengebied: ‘Cargill, hier een stukje verderop. Een enorme fabriek, op een stuk grond waarvan je zegt: perfect voor woningen. Je kúnt tegen Cargill zeggen: laten we eens samen kijken naar een mooie andere locatie voor jullie prachtige bedrijf. Waarom zitten ze bijvoorbeeld niet in IJmuiden? Of in Rotterdam? Nogmaals, dat is een moeilijke beslissing, je praat over min of meer gegarandeerde werkgelegenheid, over inkomsten voor de stad. Die woningen staan er pas over tien of twintig jaar.’

Ook architect Harvey Otten (44) is bekend met de lange adem die je moet hebben als je de zaken groot, groter, grootst aanpakt. Hij wordt er ook een beetje kriegel van, omdat hij ziet dat het anders kan. Kijk bijvoorbeeld naar de manier waarop hij en zijn collega’s van Xoomlab onlangs hebben gewerkt aan de herontwikkeling van de Jan Ligthartschool in de Transvaalbuurt. In de jaren dertig werd het gebouwd als school voor buitengewoon onderwijs, afgelopen week werden de handtekeningen gezet om het om te bouwen tot een complex met negentien middeldure huurwoningen.

‘Kleinschalig ontwikkelen, wij geloven er heilig in. Waarom zou je per se een wijk bouwen met driehonderd woningen in een keer? Knip het op in tien stukjes van dertig.’

Het is ook de reden dat volgens hem de oplossing niet alleen moet worden gezocht in enorme woontorens. ‘Het is niet nodig, de stad biedt mogelijkheden genoeg. Maar het duurt allemaal lang. Bouw iets groots en je haalt je moeilijkheden op de hals.’

Speldenprikken in de stad
Dat van die weerstand bevestigt Jarrik Ouburg (39), architect en hoofd architectuur aan de Academie voor Bouwkunst. Hij woont op zestien hoog in een van de torens in het Rembrandtpark en verbaast zich regelmatig over de weerstand tegen hoog bouwen. ‘Als je te maken hebt met een toenemende vraag naar woningen binnen de Ring, in een stedelijke omgeving, ligt het zelfs voor de hand om de hoogte in te gaan. De lucht is altijd beschikbaar.’ Hij noemt ‘mooie, slanke woontorens’ een aanwinst voor het stadsbeeld. De woonruimte die beschikbaar komt, kan de druk op de woningmarkt op een prima manier verlichten, zegt hij. ‘Zie het als speldenprikken in de stad, een effectieve vorm van acupunctuur.’

Maar ook Ouburg wil zich niet alleen blindstaren op het luchtruim, zegt hij. ‘Want er zijn veel mogelijkheden, dat is duidelijk. Neem bijvoorbeeld al die lege ruimtes boven winkels. Daar liggen mogelijkheden om de stad te verdichten, om meer mensen ín die stad te krijgen zonder dat de bebouwing van de stad verandert.’

En dan praten we alleen nog maar over plekken beschikbaar binnen de Ring. Ronald Hooft is niet zo van de gebaande paden. En ja, hij weet ook heus wel dat er afspraken zijn gemaakt over, bijvoorbeeld, wonen in het Waterland. ‘Maar waarom zouden we dat eigenlijk níet doen? Kijk naar die weilanden daar, tussen Landsmeer en Broek in Waterland – die kant op. Bouw daar drieduizend, vierduizend woningen. Kwalitatief, autovrij, je parkeert alles onder de grond. Het zou ideaal zijn, vijf minuten stevig doortrappen naar de Noord/Zuidlijn en je zit zomaar overal in Amsterdam waar je zijn wil.’

Gezellige, knullige en platte stad
Hooft zegt, en stedenbouwkundige Klok zegt het met hem: toon wat meer ambitie, toon wat politieke moed om iets anders te verzinnen. Er zijn wetten en bestemmingsplannen, maar ook die kunnen toch worden veranderd? Volgens Klok is Amsterdam aanmerkelijk minder ‘verdicht’ dan andere grote steden. ‘Dit is een gezellige, knullige en platte stad. Kijk hoeveel ruimte wij de auto geven op straat, dat is allemaal ruimte die we niet aan andere zaken kunnen besteden. En nog zoiets: groen is ons heilige monument, bomen zijn heilig. Maar laten we niet vergeten dat dat een keuze is.’

Hooft ziet de klachten van Van Rossum vorige week dan ook als een slimme manier om aandacht te krijgen voor een uitbreiding van zijn mogelijkheden om meer te kunnen bouwen. ‘Hij gooit de steen in de vijver, hij zou ook graag meer zijn gang willen kunnen gaan. Hij zegt niet: Amsterdam is vol. Hij zegt: Amsterdam is vol, tenzij…’

(Door: Marc Kruyswijk)