Het CBS onderscheidt faillissementen van natuurlijke personen met eenmanszaak en van bedrijven. Zoals in de grafiek valt af te lezen, valt de daling van het aantal faillissementen voornamelijk toe te schrijven aan bedrijven. Hiertoe worden de volgende rechtspersoonlijkheden gerekend: besloten vennootschap, naamloze vennootschap, stichting, vereniging, limited of andere buitenlandse rechtspersoon, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap en maatschap. Van het totaal aantal faillissementen in de bedrijfstak (1.061) komt grofweg driekwart voor rekening van de bedrijven.
Het resterende kwart van de faillissementen betreft natuurlijke personen met een eenmanszaak. Het gaat hier om bedrijven met een rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid met één natuurlijke persoon als eigenaar van het bedrijf. Deze eigenaar is volledig aansprakelijk voor alle bedrijfshandelingen en vermogensaangelegenheden. Er is geen onderscheid tussen bedrijfs- en privébezittingen. Zaakschuldeisers kunnen zich verhalen op privébezittingen en privéschuldeisers kunnen zich op de bezittingen van het bedrijf verhalen. Er kunnen meerdere personen werken in de eenmanszaak; de eigenaar kan personeel in dienst hebben.
Bezien we het totaal aantal faillissementen naar sector, dan blijkt dat ruim de helft (52 procent) van eerder genoemde 1.061 faillissementen voor rekening van de gespecialiseerde bouw (sloop- en grondwerk, bouwinstallatie, schilders, stukadoors, overige gespecialiseerde bouw) komt. Projectontwikkelaars en algemene b&u-bedrijven zijn goed voor 42 procent van de faillissementen en het resterende deel (iets meer dan 6 procent) valt in de infra-sector.
Bron: Bouwend Nederland
Door Wim Schreurs , 16 oktober 2014